Geweld in games
Over het algemeen zijn er vrij weinig problemen als het gaat om censuur in Nederland: er worden nauwelijks dingen weggehouden van publicatie en als er wel stukken worden gecensureerd, heeft dat vaak een goede reden. Kinderporno is bijvoorbeeld strafbaar en mag dan ook niet overal verspreid worden. Ook films of artikelen die ‘aanzetten tot haat’ worden niet getolereerd. Tot zover is alles logisch, maar zodra het over geweld in games gaat, willen politici nog wel eens met onlogisch beleid op de proppen komen.
Geweld in games is op zich niet strafbaar, net zo min als geweld in films of geweld in boeken strafbaar is. Toch worden games op een andere manier behandeld dan boeken en dan heeft waarschijnlijk te maken met wat je zou kunnen omschrijven als de gradaties van entertainment. De eerste gradatie is het lezen van bijvoorbeeld een boek: je ziet de woorden en je maakt je er zelf een voorstelling van. De tweede gradatie is het zien van een film: je neemt vastgestelde beelden in je op, maar je bent nog steeds een ontvanger, passief. De derde gradatie is het spelen van games: je neemt dingen op waar je zelf actief deel van uitmaakt. Op dit punt zijn sommige politici van mening dat er een grens wordt overschreden.
Iemand die daar al een aantal jaar geleden bezorgd om was, is Jeroen Dijsselbloem, Tweede Kamer-lid voor de Partij van de Arbeid. Hij was één van de voorvechters van het verbod op het spel Bully (later Canis Canem Edit) omdat het volgens hem pesten zou verheerlijken. De game-industrie stond op zijn achterste benen, omdat volgens hen Bully lang niet alleen om treiteren zou draaien en het pesten van anderen zeker niet verheerlijkt werd. Uiteindelijk kregen zij gelijk, werd de game met een andere titel alsnog uitgegeven en moesten moesten Dijsselbloem en consorten zwichten.
Sindsdien leek het de industrie voor de wind te gaan: het mocht alles uitgeven wat het wilde, zolang het niet in strijd was met de wet. Games van 16+ en 18+ mochten zonder problemen verkocht worden, als de kopers maar de juiste leeftijd hadden. Het bleek echter dat games vaak aan te jonge spelers werden verkocht en om te voorkomen dat zij beïnvloed zouden worden door gewelddadige games bedacht minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin iets nieuws: we veranderen gewoon de wet en zetten er vanaf nu in dat uiterst gewelddadige games wel strafbaar zijn.
Het meest gebruikte argument voor deze censuur is natuurlijk dat games een slechte invloed op jongeren kunnen hebben en dat dat kan leiden tot drama’s zoals die op Amerikaanse scholen wel eens willen voorkomen: een leerling met psychische problemen schiet twintig medestudenten dood. Oh ja, en hij speelde ook Grand Theft Auto! Waarschijnlijk schoot het merendeel van zijn mannelijke klasgenoten na schooltijd ook op hoeren, maar dat doet er natuurlijk niet toe. We hebben een schuldige! Game-industrie, wilt u even uw hoofd onder de guillotine leggen en schuld bekennen? Dank u!
Gefrustreerde gamers
Veel gamers reageren sarcastisch op deze aanvallen vanuit de politiek op de spellenindustrie. Ze vinden het ongegrond en makkelijk om de ontwikkelaars als zondebok aan te wijzen, maar raken gefrustreerd dat hun stem niet gehoord wordt. Want wat gamers en gamemedia ook beweren en aanvoeren, de opinie van politici lijkt onveranderlijk. Gewelddadige games kunnen in sommige gevallen slechte gevolgen hebben op tieners en moeten dus verbannen worden.
Hierdoor hebben de game-industrie en de gamemedia zich maar neergelegd bij het schijnbare onvermogen van de politiek om tot ander inzicht te komen. Maar nu, met de nieuwe wet van Hirsch Ballin (oftewel ‘Boekverbranding 2.0’) laait het verzet in de gelederen van de gamers weer op. Veel vooraanstaande gamecritici tekenden een petitie om de minister te verzoeken om het wetsvoorstel in te trekken en een hoop websites schreven vernietigende stukken over de ‘betutteling’ en de ‘censuur’ die hiermee een nieuw tijdperk ingingen.
Toch is de manier waarop de industrie zich verzet tegen de censuur niet helemaal de juiste. Het is begrijpelijk dat de ontwikkelaars en gamers gefrustreerd raken dat er niet naar ze geluisterd wordt, maar de frontale tegenaanval is dan niet de uiteindelijke oplossing. Het is een eerste begin en het is waarschijnlijk ook een noodzakelijke ‘opening’, maar nu is het tijd om de zelfbenoemde volwassenheid van de industrie te tonen. De gemiddelde gamer is 27 jaar en daar zou men dan ook naar moeten handelen. Niet het eeuwige welles-nietes-spelletje, maar een dialoog. Niet elkaar de bal toespelen, maar samenwerken om het probleem op te lossen. Want hoezeer de industrie zich ook als slachtoffer wil portretteren, het is en blijft een feit dat winkels nog veel te soepel zijn in het toepassen van de leeftijdsregels. Aangezien het verkopen van games aan te jonge klanten een overtreding zou zijn van artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht en dus een misdrijf, voert de politiek dat aan als een van de belangrijkste argumenten voor censuur. “Wij willen volwassen games best toestaan, maar dan moeten we zeker weten dat jullie ze aan de goede mensen verkopen en dat is nu niet het geval,” luidt hun redenering. Op dat punt kun je ze ook geen ongelijk geven, want de leeftijdscontroles in gameshops zijn inderdaad ondermaats.
Twee schuldigen
Beide kemphanen zijn dus eigenlijk schuldig: de politiek omdat ze te veel lijdt aan tunnelvisie, de game-industrie omdat het haar problemen niet lijkt aan te kunnen pakken. De beide partijen zouden dus samen moeten werken in plaats van elkaar bestrijden. Want dat is wat op dit moment wordt gedaan: gamers worden door politici en ook door de media te makkelijk in het verdomhoekje geplaatst. Ze worden neergezet als een groep die als geheel niet wil deugen en dat is niet bepaald een stimulans om van zich te laten horen.
Het is nu alleen een kwestie van wie de eerste stap zal nemen. Is het de politiek die zich eindelijk losmaakt van de censurerende praktijken en een nuchter beleid gaat voeren, maar op die manier de achterban van zich zou kunnen distantiëren? Of is het de industrie, die jonge gamers tegen zich in het harnas zal jagen door het onvermijdelijke te doen en te zorgen dat winkels meer gaan letten op de leeftijden? Het beste zou zijn als beide partijen het zouden afstemmen, als ze besluiten om samen de strijd aan te gaan tegen overtredingen van gameverkopers maar niet de vrijheid van gamers in het geding brengen. Maar aangezien de politiek al voldoende moeite heeft om onderling samen te werken, vermoed ik dat de industrie die eerste stap zal moeten zetten.