Ik weet het, een controller met een adviesprijs van 239 euro past niet echt onder de ‘Budgetgaming’-categorie. Dat is drie keer zo duur als de normale DualSense en het zit zelfs in de buurt van de prijs van een Nintendo Switch. Van dat geld kun je in 2023 ook twee keer goed boodschappen doen! Tegelijk weet ik dat ook Budgetgamers wel eens de portemonnee opentrekken voor prijzige Collector’s Editions en andere luxeproducten. Dat de DualSense Edge behoorlijk duur is lijkt me duidelijk, maar is het ook dat geld waard?
Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: nee, de prijs is simpelweg te hoog. Maar dat is niet gelijk de conclusie van deze recensie. Deze controller is namelijk dermate fijn dat het mij zou laten overwegen om financieel onverantwoordelijk te zijn. Ik ga daar straks uitgebreider op in, maar eerst is het handig om iets meer over Sony’s nieuwe controller te vertellen.
De DualSense Edge verschilt qua uiterlijk weinig van de reguliere variant. Op het eerste gezicht vallen eigenlijk alleen de zwarte d-pad en face buttons op. Toch schuilen er ook een hoop kleine wijzigingen en functies achter deze controller. Als je het eenmaal in je handen hebt, voel je gelijk dat de Edge merkbaar zwaarder is. Als iemand met relatief grote handen vind ik dat extra prettig. Verder heeft de touchpad een minder gladde afwerking en is bovendien iets dikker en steviger. De grootste upgrade voor het gevoel in je handen is de nieuwe textuur op de analoge triggers (L2 en R2). Al met al was ik verrast met hoe heerlijk dit dure ding aanvoelde. Lekker zwaar en ook lekker veel grip.
Daar blijft het uiteraard niet bij, want de echte grote nieuwigheid is het feit dat de controller modulair is. Nieuw voor Sony natuurlijk, want de Xbox Elite-serie en een aantal third-party controllers bieden al jaren deze optie aan. Dat mag de pret niet drukken, want Sony heeft in ieder geval goed werk geleverd. Een van de opties is om bijvoorbeeld het topje van de pookjes eraf te trekken om het met een van de twee andere bijgeleverde varianten te vervangen. Met name de langere stick-variant voelt heel anders aan.
Je kunt ook een stapje verder gaan en vrij simpel de gehele analoge stick-module eruit halen en vervangen. Dit is met het oog op de beruchte stick drift gedaan, iets waar zo’n beetje alle moderne controllers tegenwoordig last van hebben. Sony biedt maar één jaar fabrieksgarantie aan voor dit probleem, maar drift wordt veelal veroorzaakt door slijtage waardoor je makkelijk buiten de garantieperiode kunt vallen. Je krijgt bij de Edge geen gratis extra modules. Ze kosten twintig euro per stuk, maar dat is toch een stuk goedkoper dan een hele nieuwe controller kopen.
Toch verdient Sony niet echt grote complimenten voor dit initiatief. De DualSense Edge maakt net als veel andere moderne controllers namelijk gebruik van een potentiometer om de stick te centreren. Deze methode is volgens allerlei onderzoeken dus gevoelig voor slijtage, maar wordt toch gekozen boven betere alternatieven omdat het goedkoper is om te produceren. Ik benoem dit alles alleen omdat we hier met een luxeproduct te maken hebben en dan mag je ook best betere interne onderdelen verwachten.
Sony heeft wat dat betreft beter werk afgeleverd met de voorgenoemde analoge triggers. Uit foto’s van de binnenkant van de Edge blijkt dat de veren die de adaptive triggers ondersteunen een stuk robuuster zijn. Dat is goed nieuws, want met name de R2-knop – die vooral in shooters heel veel wordt gebruikt – kon na verloop van tijd een beetje slap worden.
Deze triggers hebben bovendien een nieuwe functie gekregen met de Edge: triggerstops. Met behulp van een schakelaar aan de achterkant van de controller kun je de indrukhoek van de triggers naar wens verkleinen. Er zijn drie standen, waarbij de langste stand hetzelfde is als bij een reguliere DualSense. Bij de twee andere standen is de zogenoemde travel distance dus korter. Dit is vooral voor shooters een nuttige functie, want je schiet dan toch een stukje sneller.
Deze trigger-functies zijn leuk, maar de echte ster van de show zijn de nieuwe achtertoetsen. De DualSense Edge komt inclusief twee varianten die je gemakkelijk via een magneetje kunt bevestigen: klassieke paddles en kleinere halfcirkelvormige knopjes. Het kan aan de grootte van mijn hand of aan de lengte van mijn vingers liggen, maar ik vind de paddles vrij onhandig werken omdat mijn ringvingers er niet helemaal lekker op rusten. Echter, de kleinere knopjes zijn gelukkig geweldig. Deze liggen een stuk hoger waardoor mijn middelvingers een hele natuurlijke rustplek erop hebben. Ik had het niet verwacht, maar ik kan eigenlijk niet meer zonder deze extra achterknoppen gamen. Ze maken het bijvoorbeeld eindelijk mogelijk om in Elden Ring de camera te draaien terwijl je rent zonder dat je daar rare handoefeningen voor hoeft te doen.
Een nadeel van al deze extra functies en knoppen is dat Sony minder ruimte heeft overgehouden voor de batterij. De Edge bevat een accu van 1050 mAh, toch wel een stuk kleiner dan de 1560 mAh van de reguliere versie. Hierdoor is de toch al karige batterijduur van de DualSense verder ingekort. Effectief kun je zo’n vier of vijf uurtjes speeltijd verwachten. Sony compenseert deels voor dit gebrek door de Edge met een extra lange USB-C kabel te leveren (2.74 meter, tegenover de 1.52 meter van het origineel).
Ik had twee van die extra knoppen nog niet benoemd: er zitten nieuwe ‘Fn’-knoppen onder de pookjes. Je kunt met deze knoppen toegang krijgen tot nieuwe software-instellingen waar alleen de Edge gebruik van mag maken. Het is namelijk mogelijk om aan de deadzone van je pookjes te sleutelen. Dit kun je doen om het pookje bijvoorbeeld gevoeliger te maken. Via dit menu geef je ook aan welke knoppen de achtertoetsen nabootsen en je kunt vervolgens de boel opslaan als een uniek profiel. Ik heb zelf Street Fighter 6- en Destiny 2-profielen met hele specifieke instellingen gemaakt en voor mijn gevoel presteer ik er in beide games beter mee.
Je weet pas wat je had als je het kwijt bent. Mijn DualSense Edge kan door een software-bug niet meer gekoppeld worden aan mijn PS5. Vervelend natuurlijk, maar eigenlijk vooral omdat ik tijdelijk terug moet naar mijn oude controller. Toen merkte ik pas echt goed hoe gewend ik was geraakt aan het luxe-gevoel en de unieke instellingen van de Edge. Dat ik nu in Street Fighter 6 online word verpulverd ligt uiteraard aan de controller.
Conclusie
Krijg je met de DualSense Edge waar voor je geld? Nee. Biedt de DualSense Edge veel meer dan andere dure ‘pro’ controllers? Neen. Zijn alle nadelen van de reguliere DualSense met deze versie opgelost? Nope. Wil ik terug naar die reguliere DualSense controller? Absoluut niet. Het hoge prijskaartje van de DualSense Edge is lastig te verantwoorden, maar tegelijk ben ik ook verliefd op deze controller geworden. Kun je wel een prijs zetten op liefde?! Ben je een meer redelijk persoon dan ik, dan kun je beter wachten op een deal voor onder de tweehonderd euro.